2.4. Installatiemedia

Dit onderdeel kan u helpen bij het bepalen welke verschillende types media u kunt gebruiken om Debian te installeren. Er wordt een heel hoofdstuk gewijd aan media, Hoofdstuk 4, Media met het installatiesysteem verkrijgen, en daarin worden de voor- en nadelen van elk mediatype besproken. Misschien wilt u naar deze pagina teruggrijpen eens u toegekomen bent aan dat hoofdstuk.

2.4.1. CD/DVD/BD

Voor de meeste architecturen bestaat er ondersteuning voor een installatie vanaf een optische schijf.

Op PC's worden SATA, IDE/ATAPI, USB en SCSI optische stations ondersteund, evenals FireWire-apparaten die via de stuurprogramma's ohci1394 en sbp2 ondersteund worden.

2.4.2. USB-geheugenstick

USB-sticks, ook wel USB-geheugensticks genoemd, zijn een veelgebruikt en goedkoop opslagmedium geworden. Op de meeste moderne computersystemen is het ook mogelijk om debian-installer vanaf een USB-stick op te starten. Veel moderne computersystemen en in het bijzonder netbooks en dunne laptops hebben niet langer een optisch station en voor dat soort systemen is het opstarten vanaf een USB-medium de standaardprocedure geworden om een nieuw besturingssysteem erop te installeren.

2.4.3. Netwerk

Tijdens de installatie kan het netwerk gebruikt worden om bestanden op te halen die nodig zijn voor de installatie. Of het netwerk gebruikt wordt of niet, hangt af van de gekozen installatiemethode en van uw antwoord op sommige vragen die tijdens de installatie gesteld worden. Het installatiesysteem ondersteunt de meeste types netwerkverbindingen (waaronder PPPoE, maar geen ISDN of PPP) via ofwel HTTP of FTP. Na het beëindigen van de installatie kunt u uw systeem ook configureren om gebruik te maken van ISDN of PPP.

U kunt het installatiesysteem ook over het netwerk opstarten, zonder dat u een lokaal medium zoals een CD/DVD of een USB-stick nodig heeft. Indien er reeds een infrastructuur aanwezig is om computers over het netwerk op te starten (dit wil zeggen dat er in uw netwerk reeds DHCP- en TFTP-diensten actief zijn), kunt u die gebruiken om snel en gemakkelijk een groot aantal machines klaar te maken. Om de nodige infrastructuur op te zetten is een zekere graad van technische praktijkervaring vereist en daarom wordt dit niet aanbevolen voor beginnende gebruikers.

Een schijfloze installatie, waarbij men over een lokaal netwerk opstart en alle lokale bestandssystemen via NFS aankoppelt, is een andere mogelijkheid.

2.4.4. Harde schijf

Bij veel architecturen is het ook mogelijk om het installatiesysteem rechtstreeks van een harde schijf op te starten. Daarvoor is het nodig dat een ander besturingssysteem het installatieprogramma op de harde schijf plaatst. Deze methode valt enkel aan te bevelen als geen enkele andere methode beschikbaar is.

2.4.5. Un*x- of GNU-systeem

Indien u een ander Unix-achtig systeem gebruikt, zou u het kunnen gebruiken om Debian GNU/Linux te installeren zonder debian-installer te gebruiken zoals in het vervolg van deze handleiding beschreven wordt. Een dergelijke installatiemethode kan nuttig zijn voor gebruikers van anderszins niet-ondersteunde hardware of van computers die niet uitgeschakeld mogen worden. Indien u interesse heeft in deze techniek, ga dan verder naar Paragraaf D.3, “Debian GNU/Linux installeren vanuit een Unix/Linux-Systeem”. Deze installatiemethode wordt enkel aanbevolen voor gevorderde gebruikers in het geval er geen andere installatiemethode beschikbaar is.

2.4.6. Ondersteunde opslagsystemen

Het installatieprogramma van Debian bevat een kernel die gecompileerd is om op een maximaal aantal systemen te kunnen werken.

Algemeen biedt het installatiesysteem van Debian ondersteuning voor IDE-(ook bekend als PATA)schijven, SATA- en SCSI-controllers en -schijven, USB en FireWire. Tot de ondersteunde bestandssystemen behoren FAT, Win-32 FAT-uitbreidingen (VFAT) en NTFS.

Ook IDE-systemen worden ondersteund.